[Ook in NRC, Opinie 23 mei 2012]
Dubbel werk op kosten van de belastingbetaler dient voorkomen te worden. Een gebied waar deze open deur met voeten wordt getreden, is de wetenschap. Ieder voor zich, lijkt de lijfspreuk van menig onderzoeksgroepleider.
Natuurwetenschappers doen onderzoek dat meestal voor het overgrote deel wordt gefinancierd door de belastingbetaler. De volledige afhankelijkheid van de belastingbetaler lijkt niet te zijn doorgedrongen tot deze wetenschappers.
Gedreven door hun ego concurreren ze met elkaar. Ze houden hun resultaten soms achter om er zelf nogmaals over te kunnen publiceren. Wetenschappers proberen in hun publicaties de concurrentie niet wijzer te maken dan noodzakelijk is. Een collega die hun lab bezoekt, krijgt niet de laatste resultaten te zien.
Dat betekent niet dat onderzoekers niet samenwerken. Maar in al die gevallen is die samenwerking geen doel op zich. De samenwerkende groepsleiders zijn – uit goed begrepen eigen belang – tot elkaar gekomen omdat ze elkaars expertise nodig hebben.
Een voor de hand liggende en sympathiek ogende beleidskeuze voor een beleidsmaker is het opleggen van meer samenwerking. Zo heeft het merendeel van de Europese programma’s om onderzoek te financieren als belangrijkste doelstelling het stimuleren van meer samenwerking.
Als alle mensen zouden samenwerken, zou er geen oorlog zijn, zou er geen concurrentie zijn en zou er geen behoefte zijn aan het beschermen van uitvindingen. Zo naïef doorredenerend kom je uiteindelijk uit bij de linkse heilstaat, waarvan we overtuigd zijn geraakt dat die leidt tot de communistische dictatuur. Het Westen – en niet het Westen alleen – heeft haar les geleerd en richt haar naties in op basis van een kapitalistisch economisch stelsel. Met als belangrijkste steunpilaren eigendomsrecht en concurrentie.
Wat drijft onderzoekers? Nieuwsgierigheid. De wereld willen verbeteren. Kennis willen bijdragen. Jonge mensen willen opleiden. Zonder al deze deugden kan een wetenschapper niet slagen. Maar daar blijft het niet bij. Ook zijn vereist: Geldingsdrang. Beroemd willen worden. Iets voor de eerste keer willen ontdekken.
In de filosofie werden deze ijdelheden vertaald in de noodzaak om te falsificeren. Volgens de filosoof Popper ligt de vooruitgang in de wetenschap in het falsificatie-principe: De voortdurende wil om eerder gevonden resultaten onderuit te halen. Nog beter voelt het om de eerste te zijn en aan anderen de eer te laten de fouten in je resultaten te ontdekken.
Hoe meer onderzoekers samenwerken in grote verbanden, hoe politieker en bureaucratischer het geheel wordt. Bij onderzoek van uitzonderlijke grote schaal, zoals onderzoek met de reuze-telescopen in Chili of met faciliteiten van het Europese onderzoekscentrum CERN is het reproduceren van de experimenten onbetaalbaar, maar toch dient enige vorm van concurrentie georganiseerd te worden. Bij ontstentenis van concurrentie gaan deelnemers aan grote verbanden stemmen over de wetenschappelijke resultaten. Maar wetenschap is geen democratie. De meerderheid heeft het regelmatig bij het verkeerde eind.
Niet gehinderd door kennis over de structuur van de wetenschap willen politici en beleidsmakers toch dat er meer wordt samengewerkt. Om in een vlaag van tegenstrijdigheid elke herfst weer teleurgesteld te zijn als er weer geen Nobelprijs naar Nederland is gegaan. En niemand van hen is dan nog geïnteresseerd in het feit dat die sociaal-intelligente Nederlandse wetenschappers zo goed met die prijswinnaar hebben samengewerkt.
In de geest van de moderne sociale media, het “Share with your friends”, wordt de vraag “Van wie zijn die gegevens die wetenschappers op kosten van de belastingbetaler verkregen hebben?” steeds vaker gesteld. Dienen die gegevens niet vrij toegankelijk te zijn (“open data”)? Onder andere om dubbel werk te voorkomen, om meer wetenschappelijke samenwerking te stimuleren en om de onderzoekers beter te kunnen controleren.
Wetenschappers zijn – in het belang van de wetenschap en uit eigen belang – echter alleen bereid hun gegevens vrij te geven als ze ze zelf niet meer nodig hebben voor vervolgstudies. En dan alleen aan vakgenoten en zeker niet aan journalisten, bloggers, twitteraars of facebookers. En ook niet aan de belastingbetaler. Het vermogen om die gegevens te kunnen interpreteren vereist vakkennis.
Het klinkt zo sympathiek: resultaten delen. Maar waar houdt het op? Mogen Amerikanen resultaten inzien, verkregen met onderzoek dat betaald is door de Duitse belastingbetaler? Moet ik iedere Nederlandse wetenschapper toelaten die de apparatuur van onze onderzoeksgroep wil gebruiken? Waarom zouden de jonge onderzoekers zich dan nog inspannen voor hun onderzoek, als een ander er straks de sier mee gaat maken?
Om de wetenschap strak en scherp te houden concurreren wetenschappers met elkaar. Wordt er dubbel werk verricht. En dit alles om de belastingbetaler de beste waar voor zijn geld te geven.
En is wetenschap ook essentieel?